Jack Kilby en Robert Noyce worden beiden beschouwd als de uitvinders van het geïntegreerde circuit (IC), ook wel bekend als de CPU. Ze werkten onafhankelijk van elkaar in verschillende bedrijven toen ze allebei in 1959 op het idee kwamen.
Jack Kilby was ingenieur bij Texas Instruments en hij vond het eerste IC uit met behulp van één enkel stuk halfgeleidermateriaal. Hij experimenteerde met fotolithografie, een proces waarbij halfgeleidermateriaal wordt blootgesteld aan ultraviolet licht om een patroon van transistors te creëren. Kilby realiseerde zich dat hij dit proces kon gebruiken om meerdere transistors op één stuk materiaal te maken, en hij demonstreerde dit in een werkend apparaat.
Robert Noyce was ingenieur bij Fairchild Semiconductor en hij vond een ander type IC uit, het planaire proces. Bij dit proces wordt een dunne laag siliciumdioxide op het halfgeleidermateriaal aangebracht, dat als masker voor het fotolithografieproces fungeert. Hierdoor kon Noyce IC's maken met nauwkeurigere patronen en kleinere transistors, wat resulteerde in een efficiënter en betrouwbaarder apparaat.
Het werk van Kilby en Noyce leidde begin jaren zestig tot de ontwikkeling van de eerste commerciële geïntegreerde schakelingen. Deze vroege IC's werden gebruikt in een verscheidenheid aan toepassingen, zoals rekenmachines, horloges en computers. De uitvinding van de IC bracht een revolutie teweeg in de elektronica-industrie en is nog steeds de basis voor alle moderne computers. |