Kloksnelheid: Gemeten in gigahertz (GHz) verwijst de kloksnelheid naar het aantal cycli per seconde dat een CPU kan verwerken. Hoe hoger de kloksnelheid, hoe sneller de CPU instructies kan verwerken.
Aantal kernen: CPU's kunnen meerdere kernen hebben, die elk afzonderlijk instructies kunnen verwerken. Hoe meer cores een CPU heeft, hoe meer taken hij tegelijkertijd kan verwerken.
Cachegeheugen: Cachegeheugen is een kleine hoeveelheid snel geheugen waarin veelgebruikte gegevens en instructies worden opgeslagen. Hoe groter het cachegeheugen, hoe minder de CPU toegang heeft tot het langzamere hoofdgeheugen, wat de prestaties kan verbeteren.
RAM (geheugen): Random Access Memory (RAM) slaat de code en gegevens op die door de CPU worden verwerkt. Hoe meer RAM-geheugen een computer heeft, hoe meer programma's hij tegelijkertijd kan uitvoeren en hoe sneller hij tussen deze programma's kan schakelen.
Bussnelheid: De bussnelheid bepaalt hoe snel gegevens kunnen worden overgedragen tussen de CPU en andere componenten van de computer. Hoe hoger de bussnelheid, hoe sneller de gegevensoverdracht.
Snelheid harde schijf: Op de harde schijf worden programma's en gegevens opgeslagen wanneer ze niet door de CPU worden verwerkt. Hoe sneller de harde schijf, hoe sneller de computer toegang heeft tot gegevens.
Solid-state drives (SSD's): SSD's zijn een type opslagapparaat dat gebruik maakt van flashgeheugen in plaats van een draaiende schijf. SSD's zijn veel sneller dan traditionele harde schijven, wat de algehele prestaties van een computer kan verbeteren. |