| Er is niet één enkele eenheid die universeel wordt gebruikt om de *algehele* afdrukkwaliteit van een inkjetprinter te meten. De afdrukkwaliteit is subjectief en omvat verschillende aspecten. Er zijn echter verschillende meetgegevens *die bijdragen* aan het beoordelen van de afdrukkwaliteit, en deze worden vaak uitgedrukt in specifieke eenheden:
* DPI (dots per inch): Deze meet de resolutie en geeft aan hoeveel inktdruppels de printer per inch horizontaal en verticaal kan plaatsen. Een hogere DPI betekent over het algemeen scherpere afbeeldingen en fijnere details.
* PPI (pixels per inch): Dit verwijst naar de resolutie van de *input* afbeelding. Hoewel het niet direct een printermeting is, is het wel van cruciaal belang omdat een printer geen details kan reproduceren die fijner zijn dan de DPI toestaat, ongeacht de invoer-PPI.
* Spuitmondgrootte (in picometers of micrometers): Dit verwijst naar de grootte van het inkjetmondstuk. Kleinere spuitmondjes zorgen over het algemeen voor fijnere details en een betere beeldkwaliteit.
* Kleurgamma (uitgedrukt als een percentage van een kleurruimte zoals Adobe RGB of sRGB): Dit meet het kleurenbereik dat de printer kan reproduceren. Een breder kleurbereik betekent over het algemeen levendigere en nauwkeurigere kleuren.
Hoewel er geen enkele eenheid bestaat, is DPI daarom de meest geciteerde specificatie met betrekking tot de afdrukkwaliteit van inkjetprinters, vaak naast informatie over het kleurengamma. Maar bij het beoordelen van de algehele afdrukkwaliteit moet ook rekening worden gehouden met factoren die niet eenvoudig te kwantificeren zijn, zoals het inkttype, de papierkwaliteit en de specifieke printertechnologie (bijvoorbeeld thermische inkjet, piëzo-elektrisch). |