Het proces waarbij een printer een afdruk genereert, is sterk afhankelijk van het type printer. Hier volgt een overzicht van de meest voorkomende typen:
1. Inkjetprinters:
* Gegevensontvangst: De printer ontvangt een digitaal bestand (bijvoorbeeld een PDF, afbeelding) van een computer of ander apparaat.
* Rasterisatie: Het bestand wordt omgezet in een rasterafbeelding, een raster van kleine puntjes (pixels). Dit raster specificeert de kleur en locatie van elke punt die moet worden afgedrukt.
* Inktcartridge: De printer gebruikt cartridges die vloeibare inkt bevatten (op kleurstofbasis of op pigmentbasis).
* Printkop: De printkop bevat kleine spuitmondjes die inkt op het papier spuiten. Er zijn verschillende printkoptechnologieën, zoals thermische inkjet (warmtebellen stoten inkt uit) en piëzo-elektrische inkjet (elektrische lading duwt inkt).
* Spuitbediening: Nauwkeurig gecontroleerde bewegingen van de printkop en kleine klepjes in de printkop bepalen welke spuitmondjes op welke plek inkt afgeven, waardoor het beeld op het papier ontstaat.
* Drogen: De inkt moet drogen voordat het papier kan worden gehanteerd, vaak geholpen door ingebouwde ventilatoren.
2. Laserprinters:
* Gegevensontvangst: Net als bij inkjet ontvangt de printer een digitaal bestand.
* Rasterbeeldverwerking (RIP): De RIP converteert het bestand naar een rasterafbeelding, geoptimaliseerd voor de mogelijkheden van de laserprinter.
* Trommel opladen: Een lichtgevoelige trommel is elektrostatisch geladen.
* Laserscannen: Een laserstraal scant over de trommel en ontlaadt de gebieden die overeenkomen met de donkere gebieden van het beeld. De geladen gebieden vertegenwoordigen de gebieden waar toner zich zal hechten.
* Tonertoepassing: Fijn gepoederde toner (een inkt op plasticbasis) wordt aangetrokken door de geladen gebieden op de drum.
* Overbrengen naar papier: De toner wordt door middel van elektrostatische aantrekking van de trommel op het papier overgebracht.
* Fuseren: Door hitte en druk smelt de toner op het papier, waardoor de afbeelding permanent wordt.
* Trommelreiniging: De drum wordt ontdaan van eventuele resterende toner ter voorbereiding op de volgende pagina.
3. Thermische printers:
* Gegevensontvangst: Net als hierboven ontvangt de printer een digitaal bestand.
* Warmtetoepassing: Thermische printers gebruiken warmte om het afdrukmedium rechtstreeks te beïnvloeden. Ze kunnen speciaal hittegevoelig papier gebruiken dat donkerder wordt bij verhitting, of ze kunnen een lint op wasbasis op het papier smelten.
* Geen bewegende delen (meestal): Ze hebben vaak minder bewegende delen dan inkjet- of laserprinters, wat leidt tot een grotere eenvoud en betrouwbaarheid, maar ook tot beperkingen in de printkwaliteit en kleurmogelijkheden.
Algemene stappen die voor de meeste printers gelden:
Ongeacht het printertype zijn er verschillende algemene stappen gebruikelijk:
* Interactie met chauffeur: De printerstuurprogrammasoftware bemiddelt tussen de computer en de printer en vertaalt instructies in een taal die de printer begrijpt.
* Pagina-indeling: De printer rangschikt de pagina's volgens de opmaak van het document.
* Foutafhandeling: De printer beschikt over mechanismen om fouten te detecteren en af te handelen (bijvoorbeeld als de inkt op is, papierstoringen).
Kortom, het drukproces is een complex samenspel van digitale verwerking, mechanische precisie en chemische of thermische reacties, afhankelijk van de gebruikte technologie. |