Invoer :
- Tekst: Printers kunnen tekstgegevens ontvangen van computers of andere apparaten via verschillende interfaces, zoals USB, Ethernet of Wi-Fi. Bovendien kunnen sommige printers ook papieren documenten scannen en digitaliseren.
- Afbeeldingen: Printers kunnen afbeeldingsgegevens ontvangen van computers of digitale camera's. De afbeeldingsgegevens kunnen verschillende formaten hebben, zoals JPEG, PNG, TIFF, enz.
Verwerking:
- Opmaak :Printers formatteren de ontvangen tekst- en afbeeldingsgegevens op basis van de gewenste uitvoer. Dit omvat het instellen van het lettertype, de grootte, de marges en andere lay-outparameters.
- Weergeven :de interne software van de printer, de rasterbeeldprocessor (RIP) genoemd, converteert de opgemaakte gegevens naar een reeks punten of pixels. Dit proces staat bekend als renderen.
Uitvoer :
- Afdrukken: De printer gebruikt een printkop of ander mechanisme om inkt, toner of ander materiaal op papier of andere media aan te brengen om een fysieke kopie van het digitale document te maken.
- Uitwerpen: Nadat het afdrukken is voltooid, werpt de printer het afgedrukte document uit de uitvoerlade. Sommige printers hebben ook de mogelijkheid om afgedrukte vellen automatisch te stapelen of te sorteren.
Samenvattend zijn printers apparaten die digitale tekst- en beeldgegevens ontvangen, deze verwerken en formatteren en vervolgens fysieke kopieën van de gegevens op papier of andere media produceren. Ze worden vaak gebruikt in kantoren, woningen en diverse commerciële omgevingen voor een breed scala aan afdruktaken, zoals het afdrukken van documenten, het afdrukken van foto's en het afdrukken van etiketten. |