Computerhardwarebases verwijzen naar de fundamentele componenten waaruit een computersysteem bestaat. Hun functies kunnen grofweg worden gecategoriseerd, hoewel sommige componenten elkaar qua functionaliteit overlappen:
1. Verwerking:
* Centrale verwerkingseenheid (CPU): Het ‘brein’ van de computer. Het voert instructies van software uit en voert rekenkundige, logische en besturingsbewerkingen uit. Het haalt instructies op, decodeert ze en voert ze uit, verwerkt gegevens en beheert de informatiestroom.
* Rekenkundige logische eenheid (ALU): Onderdeel van de CPU; voert rekenkundige (optellen, aftrekken, etc.) en logische (AND, OR, NOT, etc.) bewerkingen uit.
* Besturingseenheid (CU): Onderdeel van de CPU; haalt instructies op, decodeert ze en coördineert de gegevensstroom binnen de CPU en tussen andere componenten.
* Grafische verwerkingseenheid (GPU): Gespecialiseerde processor die is geoptimaliseerd voor het verwerken van visuele berekeningen, cruciaal voor grafische weergave, videoverwerking en, in toenemende mate, general-purpose computation (GPGPU).
2. Geheugen:
* Random Access Memory (RAM): Biedt snelle, tijdelijke opslag voor gegevens en instructies die de CPU momenteel gebruikt. Gegevens in het RAM-geheugen gaan verloren wanneer de stroom wordt uitgeschakeld.
* Alleen-lezen geheugen (ROM): Slaat permanente instructies op, zoals het BIOS (Basic Input/Output System), essentieel voor het opstarten van de computer. Gegevens in ROM kunnen niet eenvoudig worden gewijzigd.
* Cachegeheugen: Extreem snel, klein geheugen dichter bij de CPU. Het slaat veelgebruikte gegevens op zodat deze sneller kunnen worden opgehaald, waardoor de algehele systeemprestaties worden verbeterd.
3. Opslag:
* Harde schijf (HDD): Een traditioneel magnetisch opslagapparaat dat gegevens permanent opslaat, zelfs als de stroom is uitgeschakeld. Biedt grote opslagcapaciteit tegen relatief lagere kosten per gigabyte in vergelijking met SSD's.
* Solid State Drive (SSD): Maakt gebruik van flash-geheugen om gegevens permanent op te slaan. Biedt veel hogere lees-/schrijfsnelheden dan HDD's, maar heeft over het algemeen een lagere opslagcapaciteit tegen hogere kosten per gigabyte.
* Optische drives (cd/dvd/Blu-ray): Gebruik lasers om gegevens naar optische schijven te lezen en te schrijven.
4. Invoer/uitvoer (I/O):
* Invoerapparaten: Sta gebruikers toe gegevens in de computer in te voeren, bijvoorbeeld toetsenbord, muis, microfoon, scanner, webcam.
* Uitvoerapparaten: Verwerkte gegevens weergeven of presenteren aan de gebruiker, bijvoorbeeld monitor, printer, luidsprekers, hoofdtelefoons.
5. Moederbord:
* Moederbord: De hoofdprintplaat die alle componenten van de computer met elkaar verbindt. Het biedt routes waartussen gegevens en energie kunnen stromen.
6. Voeding:
* Voedingseenheid (PSU): Converteert wisselstroom uit het stopcontact naar gelijkstroom die nodig is voor de componenten van de computer.
Dit zijn de fundamentele hardwarebases. Daarnaast zijn er nog talloze andere gespecialiseerde componenten en randapparatuur, maar deze vormen de functionele kernblokken van elk computersysteem. |