De MIPS R4000, een belangrijke processor in zijn tijd (uitgebracht in 1991), bood verschillende voordelen, vooral vergeleken met zijn tijdgenoten:
* Hoge kloksnelheid voor zijn tijdperk: Het had voor zijn tijd een relatief hoge kloksnelheid, wat leidde tot verbeterde prestaties in vergelijking met andere RISC-processors die toen beschikbaar waren. Dit was een belangrijk verkoopargument.
* Pipeline-architectuur: De gepijplijnde architectuur maakte een efficiënte uitvoering van instructies mogelijk, waarbij meerdere instructiefasen werden overlapt om de doorvoer te vergroten. Dit was cruciaal voor het verbeteren van de prestaties.
* Architectuur laden/opslaan: De load/store-architectuur, kenmerkend voor RISC-ontwerpen, vereenvoudigde de uitvoering van instructies en verbeterde voorspelbaarheid, wat leidde tot betere compileroptimalisatie en prestaties.
* 32-bits architectuur: De 32-bits architectuur zorgde voor een aanzienlijke toename van de adresruimte vergeleken met 16-bits architecturen, waardoor grotere programma's en datasets konden worden verwerkt.
* Relatief laag stroomverbruik (voorlopig): Hoewel het stroomverbruik nog steeds relatief hoog was in vergelijking met latere processors, werd het als efficiënt beschouwd vanwege de opwekking en kloksnelheid.
* Kosteneffectief: De R4000 is ontworpen om relatief kosteneffectief te produceren, waardoor het een concurrerende optie is voor verschillende toepassingen.
* Software-ecosysteem: De MIPS-architectuur kende een groeiend software-ecosysteem, hoewel destijds niet zo groot als x86, en bood een relatief goede selectie aan besturingssystemen en applicaties.
Het is belangrijk op te merken dat deze voordelen worden gezien in de context van het begin van de jaren negentig. Latere processors overtroffen de R4000 aanzienlijk in termen van kloksnelheid, energie-efficiëntie en algehele prestaties. De R4000 speelde echter een cruciale rol bij het vaststellen van de MIPS-architectuur en het beïnvloeden van het ontwerp van daaropvolgende RISC-processors. |