Het uit- en inschakelen van een laptop betekent dat u hem volledig uitschakelt en vervolgens weer inschakelt. Hier leest u hoe u het moet doen:
1. Sla uw werk op: Voordat u iets doet, moet u al uw geopende bestanden en programma's opslaan om gegevensverlies te voorkomen.
2. Goed afsluiten: Sluit niet zomaar het deksel! Ga naar het Start-menu (of het equivalent daarvan op uw besturingssysteem), selecteer de optie 'Afsluiten' of 'Aan/uit' en kies vervolgens 'Afsluiten'. Hierdoor kan het besturingssysteem alle actieve processen veilig afsluiten.
3. Koppel de voedingsadapter los: Koppel de laptop los van de voedingsbron.
4. Verwijder de batterij (indien verwijderbaar): Sommige laptops hebben verwijderbare batterijen. Als dat bij u het geval is, verwijdert u de batterij. (Deze stap is niet altijd nodig, maar kan wel zorgen voor een volledige stroomcyclus.)
5. Wacht: Wacht minstens 30 seconden. Hierdoor kan eventueel resterend vermogen in de condensatoren ontladen.
6. Sluit de voedingsadapter opnieuw aan (indien van toepassing) en plaats de batterij opnieuw (indien verwijderbaar).
7. Zet de laptop weer aan: Druk op de aan/uit-knop om uw laptop opnieuw op te starten.
Dat is het! U hebt uw laptop met succes uit- en weer ingeschakeld. |