Voordat USB alomtegenwoordig werd, werd er een verscheidenheid aan connectoren gebruikt om randapparatuur op computers aan te sluiten, afhankelijk van het apparaat en de computerinterface. Enkele van de meest voorkomende zijn:
* Seriële poorten (RS-232): Gebruikt voor langzamere gegevensoverdrachtsnelheden, meestal voor modems, muizen en sommige oudere randapparatuur. Deze gebruikten DB-9 (9-pins) of DB-25 (25-pins) connectoren.
* Parallelle poorten (LPT): Gebruikt voor snellere gegevensoverdracht dan seriële poorten, voornamelijk voor printers. Deze gebruikten DB-25-connectoren.
* PS/2: Gebruikt voor toetsenborden en muizen. Deze hadden speciale, kleinere, ronde connectoren (mini-DIN).
* SCSI (Small Computer System Interface): Wordt gebruikt voor het aansluiten van harde schijven, scanners en andere snelle randapparatuur. SCSI gebruikte verschillende connectoren, afhankelijk van de specifieke standaard (bijvoorbeeld 50-pins, 68-pins).
* Gamepoorten (joystickpoorten): Wordt gebruikt voor het aansluiten van joysticks en andere gamecontrollers. Dit waren doorgaans 15-pins DIN-connectoren.
* Apple Desktop Bus (ADB): Gebruikt door Apple-computers voor toetsenborden, muizen en andere randapparatuur. Het had een speciale, kleinere connector.
* Verschillende eigen connectoren: Veel apparaten gebruikten connectoren die specifiek waren voor de fabrikant of het apparaat, wat bijdroeg aan de fragmentatie van het perifere landschap.
Het is belangrijk op te merken dat de overgang van deze oudere connectoren naar USB niet onmiddellijk plaatsvond. Veel systemen bleven oudere poorten gebruiken, zelfs nadat USB beschikbaar kwam, en sommige gespecialiseerde apparaten maken nog steeds gebruik van niet-USB-verbindingen. |