Het deel van een besturingssysteem dat betrekking heeft op de gebruiker en applicatie is voornamelijk de gebruikersinterface (UI) en de Application Programming Interface (API) .
* Gebruikersinterface (UI): Dit is waar de gebruiker rechtstreeks mee communiceert. Het kan een grafische gebruikersinterface (GUI) zijn met vensters, pictogrammen, menu's en aanwijzers, of een opdrachtregelinterface (CLI) waarin gebruikers opdrachten typen. De gebruikersinterface beheert de invoer van de gebruiker (toetsenbord, muis, touchscreen, enz.) en presenteert de uitvoer (tekst, afbeeldingen, geluid, enz.).
* Applicatieprogrammeerinterface (API): Dit is een reeks functies en protocollen waarmee toepassingen kunnen communiceren met het besturingssysteem. Toepassingen gebruiken de API om toegang te krijgen tot systeembronnen zoals bestanden, geheugen, netwerkverbindingen en invoer-/uitvoerapparaten. Zonder een goed gedefinieerde API zouden applicaties niet gemakkelijk kunnen functioneren binnen de besturingssysteemomgeving.
Terwijl andere delen van het besturingssysteem (zoals de kernel) cruciaal zijn voor de algehele werking van het systeem, zijn de gebruikersinterface en API de onderdelen die de gebruiker en applicaties rechtstreeks verbinden met het onderliggende systeem. |