De drie belangrijkste activiteiten van een besturingssysteem met betrekking tot geheugenbeheer zijn:
1. Geheugentoewijzing: Dit omvat het toewijzen van delen van het hoofdgeheugen (RAM) aan processen als dat nodig is. Het besturingssysteem beslist welk proces welk deel van het geheugen krijgt, handelt verzoeken om geheugen af en zorgt ervoor dat geen twee processen tegelijkertijd hetzelfde gebied proberen te gebruiken. Dit omvat technieken zoals paging en segmentatie.
2. Geheugenbeveiliging: Dit beschermt het geheugen van het ene proces tegen onbedoelde of kwaadwillige toegang door een ander proces. Het besturingssysteem implementeert mechanismen (zoals geheugenbeschermingseenheden in de CPU) om te voorkomen dat een programma gegevens leest of schrijft buiten het toegewezen geheugen, waardoor crashes en inbreuken op de beveiliging worden voorkomen.
3. Geheugenverdeling: Wanneer een proces is voltooid of een deel van het geheugen niet langer nodig heeft, claimt het besturingssysteem dat geheugen zodat het door andere processen kan worden hergebruikt. Dit omvat het bijhouden welke delen van het geheugen in gebruik zijn en het vrijmaken van de delen die niet langer nodig zijn. Slechte geheugendeallocatie kan leiden tot geheugenlekken en systeeminstabiliteit. |