Wanneer een microprocessor een interface vormt met het randapparaat of het geheugenapparaat, moet de normale timing van de microprocessor mogelijk worden gewijzigd door wachttoestanden te introduceren. Wachttoestanden zijn klokcycli die de microprocessor in zijn normale instructie-uitvoeringscyclus invoegt om het randapparaat of geheugenapparaat in staat te stellen de achterstand in te halen. Het aantal vereiste wachttoestanden hangt af van de snelheid van de microprocessor en het randapparaat of geheugenapparaat.
Wachttoestanden kunnen op verschillende manieren worden ingevoegd, afhankelijk van de microprocessor en het randapparaat of geheugenapparaat. Sommige microprocessors hebben ingebouwde wachttoestandgeneratoren die automatisch wachttoestanden kunnen invoegen wanneer deze nodig zijn. Bij andere microprocessors moet de programmeur handmatig wachttoestanden invoegen met behulp van software-instructies.
Wachttoestanden kunnen een aanzienlijke invloed hebben op de prestaties van een microprocessorsysteem. Door wachttoestanden in te voegen kan de microprocessor ervoor zorgen dat hij geen toegang krijgt tot gegevens die nog niet gereed zijn, wat tot fouten kan leiden. Wachttoestanden kunnen echter ook de prestaties van het systeem vertragen, dus mogen ze alleen worden gebruikt als ze nodig zijn. |