De onderliggende schijfstructuur die informatieopslag op een computer mogelijk maakt, is gebaseerd op concentrische cirkelvormige sporen onderverdeeld in sectoren . Deze tracks en sectoren zijn georganiseerd op platters , die doorgaans verticaal in de schijfbehuizing worden gestapeld.
Hier is een overzicht:
* Schotels: Dit zijn ronde schijven gemaakt van een niet-magnetisch materiaal bedekt met een magnetisch materiaal. Een enkele harde schijf (HDD) bevat meestal meerdere platters.
* Nummers: Elke schotel is verdeeld in concentrische cirkels die tracks worden genoemd. Gegevens worden langs deze sporen geschreven. Tracks dichter bij het midden zijn kleiner dan die verder weg, maar alle tracks bevatten dezelfde *hoeveelheid* data.
* Sectoren: Elke track is verder onderverdeeld in sectoren, de kleinste adresseerbare gegevenseenheden op een harde schijf. Sectoren hebben een vaste grootte (meestal 512 bytes of 4096 bytes).
* Cilinders: Een cilinder is een reeks verticaal uitgelijnde sporen over alle schotels. Dit zorgt voor efficiënte toegang tot gegevens op meerdere platters.
* Hoofden: Boven elke schotel zijn lees-/schrijfkoppen geplaatst om gegevens te lezen en te schrijven naar het magnetische materiaal op de sporen en sectoren. De koppen bewegen radiaal langs het oppervlak van de platters om toegang te krijgen tot specifieke tracks.
Samenvattend worden gegevens magnetisch opgeslagen op de platters in specifieke sectoren en sporen, geadresseerd via een geavanceerd mechanisme waarmee de computer informatie snel kan ophalen en opslaan. Hoewel deze beschrijving van toepassing is op traditionele HDD's, gebruiken SSD's een andere onderliggende structuur op basis van flash-geheugen, maar organiseren ze gegevens nog steeds logisch in blokken die analoog zijn aan sectoren. |