Gemeenschappelijke kenmerken van opslagtechnologie, ongeacht het specifieke medium (harde schijven, SSD's, tape, cloud, enz.), zijn onder meer:
1. Capaciteit: Dit heeft betrekking op de hoeveelheid gegevens die kan worden opgeslagen. Het wordt meestal gemeten in bytes (KB, MB, GB, TB, PB, EB, ZB, YB). Een hogere capaciteit is over het algemeen gewenst, maar brengt kosten met zich mee.
2. Prestaties: Dit omvat verschillende aspecten:
* Snelheid: Hoe snel gegevens kunnen worden gelezen van en geschreven naar de opslag. Gemeten in IOPS (Input/Output Operations Per Second) of overdrachtssnelheden (bijvoorbeeld MB/s, GB/s).
* Latentie: De vertraging tussen het opvragen van gegevens en het ontvangen ervan. Een lagere latentie is beter.
* Doorvoer: De totale snelheid van gegevensoverdracht.
3. Betrouwbaarheid: Het vermogen van de opslag om in de loop van de tijd correct te functioneren zonder gegevensverlies of corruptie. Dit wordt beïnvloed door factoren als Mean Time Between Failures (MTBF), foutcorrectiecodes en redundantiemechanismen.
4. Duurzaamheid: Het vermogen van de opslag om fysieke schade of omgevingsfactoren zoals temperatuur en vochtigheid te weerstaan.
5. Toegankelijkheid: Hoe gemakkelijk gegevens kunnen worden geopend en opgehaald. Dit wordt beïnvloed door factoren zoals het type interface (bijvoorbeeld SATA, NVMe, USB), netwerkconnectiviteit (voor op het netwerk aangesloten opslag) en toegangscontroles.
6. Kosten: Hierbij wordt rekening gehouden met zowel de initiële aankoopprijs als de lopende exploitatiekosten, inclusief energieverbruik, onderhoud en mogelijke kosten voor gegevensherstel. De kosten per gigabyte zijn een belangrijke maatstaf.
7. Schaalbaarheid: De mogelijkheid om de opslagcapaciteit indien nodig eenvoudig te vergroten. Dit is vooral belangrijk voor grote organisaties.
8. Beveiliging: Maatregelen die zijn genomen om gegevens te beschermen tegen ongeoorloofde toegang, wijziging of verwijdering. Dit omvat encryptie, toegangscontrole en fysieke beveiliging.
9. Draagbaarheid: Hoe gemakkelijk de opslag kan worden verplaatst of getransporteerd. Dit is zeer variabel, afhankelijk van de technologie (USB-drives zijn bijvoorbeeld zeer draagbaar, terwijl grote serveropslagarrays dat niet zijn).
10. Vormfactor: De fysieke grootte en vorm van het opslagapparaat. Dit kan variëren van kleine USB-sticks tot grote rackgemonteerde serversystemen.
11. Interface: De methode waarmee het opslagapparaat verbinding maakt met een computer of netwerk (bijvoorbeeld SATA, SAS, NVMe, Fibre Channel, iSCSI).
Deze kenmerken zijn vaak met elkaar verbonden. Een krachtige opslagoplossing kan bijvoorbeeld ook duurder zijn en meer stroom verbruiken. De optimale keuze voor opslagtechnologie hangt af van de specifieke behoeften en prioriteiten van de toepassing. |