| 1. Optische opslagapparaten gebruiken lasers om gegevens te lezen en te schrijven. De laser zendt een lichtstraal uit die op het oppervlak van de schijf wordt gericht. Voor het lezen wordt het gereflecteerde licht geanalyseerd om de aanwezigheid of afwezigheid van putten of landen (die binaire gegevens vertegenwoordigen) te bepalen. Bij het schrijven wordt de intensiteit van de laser aangepast om putjes in de reflecterende laag van de schijf te creëren.
2. Gegevens worden gecodeerd als variaties in reflectiviteit. Het oppervlak van een optische schijf bestaat uit reflecterende en niet-reflecterende gebieden (landen en putten). Het patroon van deze gebieden, die door de laser worden gelezen als variaties in de intensiteit van het gereflecteerde licht, vertegenwoordigt de binaire gegevens die op de schijf zijn opgeslagen.
3. Verschillende optische formaten gebruiken verschillende golflengten en focustechnieken. Cd-roms, dvd's en Blu-ray-schijven maken allemaal gebruik van lasers, maar ze gebruiken allemaal verschillende golflengten van licht (en dus verschillende focusmechanismen) om hogere gegevensdichtheden te bereiken. Kortere golflengten zorgen ervoor dat kleinere putten en dus meer gegevens in hetzelfde gebied kunnen worden opgeslagen. |