Een MS-DOS-opstartschijf (ook wel een opstartschijf of systeemschijf genoemd) is een diskette (of, minder vaak, een partitie op de harde schijf) met de minimale bestanden die nodig zijn om een computer met MS-DOS op te starten en mogelijk extra programma's te laden. Cruciaal is dat het de opstartlader van het besturingssysteem (`IO.SYS` en `MSDOS.SYS` of hun equivalenten, afhankelijk van de DOS-versie) en de opdrachtinterpreter (`COMMAND.COM`) omvat.
Het doel ervan was in de eerste plaats:
* Een computer opstarten: Als de harde schijf van de computer problemen had waardoor deze niet normaal kon opstarten (bijvoorbeeld een beschadigd besturingssysteem), zou de opstartschijf kunnen worden gebruikt om DOS van de diskette te laden en de gebruiker in staat te stellen de harde schijf te diagnosticeren en te repareren.
* Diagnostische hulpprogramma's uitvoeren: De schijf bevatte vaak hulpprogramma's om de integriteit van de harde schijf, geheugentests en andere diagnostische hulpmiddelen te controleren.
* Specifieke programma's uitvoeren: Een gebruiker kan een opstartschijf aanpassen met specifieke programma's die nodig zijn voor het oplossen van problemen of gegevensherstel.
* Schone opstartomgeving: Een opstartschijf bood een schone, minimale omgeving voor het oplossen van problemen die werden veroorzaakt door conflicten tussen programma's of problemen met stuurprogramma's die mogelijk niet aanwezig zijn op een volledig geconfigureerd systeem.
In wezen was het een draagbare, op zichzelf staande versie van het kern-DOS-systeem, handig voor het oplossen van problemen en noodsituaties. Met het verval van diskettes raakte de behoefte aan MS-DOS-opstartschijven achterhaald. Moderne equivalenten kunnen opstartbare USB-schijven zijn met een DOS-emulator of een herstelpartitie op een harde schijf. |