| De CPU heeft geen speciale "tijdelijke opslaggebieden" zoals een harde schijf een speciale tijdelijke bestandsmap heeft. In plaats daarvan gebruikt het verschillende mechanismen voor het tijdelijk opslaan van gegevens die het momenteel verwerkt, afhankelijk van de context:
* Registreert: Dit zijn de snelste opslaglocaties direct in de CPU. Ze bevatten de gegevens die de CPU actief manipuleert tijdens de uitvoering van instructies. Het aantal registers is uiterst beperkt (doorgaans tientallen).
* Cachegeheugen (L1, L2, L3): Dit zijn kleine, zeer snelle geheugenlocaties op of vlakbij de CPU. Ze fungeren als buffer tussen de CPU en het hoofdgeheugen (RAM). De CPU heeft regelmatig toegang tot gegevens uit de cache, omdat deze aanzienlijk sneller is dan toegang tot RAM. Gegevens worden indien nodig vanuit het RAM naar de cache verplaatst, en veelgebruikte gegevens blijven doorgaans langer in de cache.
* Hoofdgeheugen (RAM): Dit is het werkgeheugen van het systeem. Hoewel langzamer dan cache, worden hier grotere hoeveelheden gegevens opgeslagen die door de CPU worden gebruikt. De CPU communiceert voortdurend met RAM, waarbij gegevens van en naar de cache worden verplaatst.
Er is geen enkele aangewezen "tijdelijke opslag" -locatie. De CPU gebruikt een hiërarchie van steeds grotere en langzamere opslaglocaties (registers, caches, RAM) om de gegevens te beheren die hij actief verwerkt. De specifieke locatie die wordt gebruikt, hangt af van de grootte van de gegevens, hoe vaak deze worden geopend en de algehele systeemarchitectuur. |