Informatie wordt op een computer opgeslagen in binair formaat, waarin slechts twee cijfers worden gebruikt:0 en 1. Deze cijfers worden bits genoemd en zijn gegroepeerd in bytes, die uit acht bits bestaan. Elke byte kan één teken vertegenwoordigen, zoals een letter of cijfer.
Bits worden opgeslagen op fysieke media, zoals harde schijven en solid-state drives. Elke bit wordt weergegeven door een klein magnetisch veld, of door een geladen of ongeladen condensator. Wanneer een bit uit de opslag wordt gelezen, wordt het magnetische veld of de elektrische lading gedetecteerd en weer omgezet in een 0 of 1.
Informatie kan ook worden opgeslagen in niet-vluchtig geheugen, zoals ROM (read-only memory) en flash-geheugen. Dit type geheugen heeft geen stroom nodig om de opgeslagen gegevens te behouden, dus wordt het vaak gebruikt voor het opslaan van programma's en andere belangrijke gegevens die bewaard moeten blijven, zelfs als de computer is uitgeschakeld.
Ten slotte kan informatie ook worden opgeslagen in tijdelijk geheugen, zoals RAM (Random Access Memory). Dit type geheugen wordt gebruikt om gegevens op te slaan die momenteel door de computer worden verwerkt, en gaat verloren wanneer de computer wordt uitgeschakeld. |