Gepartitioneerde toewijzing verdeelt het geheugen in blokken van vaste grootte, terwijl verplaatsbare toewijzing legt geen beperkingen op aan de grootte of locatie van toegewezen blokken.
Met gepartitioneerde toewijzing krijgt elk blok een specifiek geheugenadres toegewezen en worden programma's op deze specifieke adressen in het geheugen geladen. Dit betekent dat programma's moeten worden ontworpen om op een specifiek geheugenadres te worden uitgevoerd, en als een programma naar een andere geheugenlocatie moet worden verplaatst, moet het opnieuw worden gecompileerd.
Met verplaatsbare toewijzing krijgen programma's geen specifieke geheugenadressen toegewezen wanneer ze in het geheugen worden geladen. In plaats daarvan wijst het besturingssysteem indien nodig dynamisch geheugenadressen toe aan programma's. Dit betekent dat programma's naar verschillende geheugenlocaties kunnen worden verplaatst zonder opnieuw te moeten worden gecompileerd.
Gepartitioneerde toewijzing is eenvoudiger te implementeren, maar is minder efficiënt dan verplaatsbare toewijzing. Bij gepartitioneerde toewijzing kan er veel geheugenverspilling optreden als programma's niet gelijkmatig in de beschikbare blokken passen. Met verplaatsbare toewijzing is er geen sprake van geheugenverspilling, maar moet het besturingssysteem harder werken om het geheugen te beheren. |