De snelheid van een IDE-schijf wordt bepaald door de interfacestandaard. De meest voorkomende IDE-standaarden zijn Parallel ATA (PATA) en Serial ATA (SATA).
* PATA: PATA-schijven gebruiken een parallelle interface om gegevens over te dragen. De oorspronkelijke PATA-standaard, bekend als ATA-1, had een maximale gegevensoverdrachtsnelheid van 16,6 megabytes per seconde (MB/s). Volgende versies van de PATA-standaard, zoals ATA-2 en ATA-3, verhoogden de maximale gegevensoverdrachtsnelheid tot respectievelijk 33,3 MB/s en 66,6 MB/s.
* SATA: SATA-schijven gebruiken een seriële interface om gegevens over te dragen. De oorspronkelijke SATA-standaard, bekend als SATA 1.0, had een maximale gegevensoverdrachtsnelheid van 150 MB/s. Latere versies van de SATA-standaard, zoals SATA 2.0 en SATA 3.0, verhoogden de maximale gegevensoverdrachtsnelheid tot respectievelijk 300 MB/s en 600 MB/s.
Naast de interfacestandaard kan de snelheid van een IDE-schijf ook worden beïnvloed door de snelheid van de harde schijf (HDD) of solid-state drive (SSD) die in de schijf is geïnstalleerd. HDD's hebben een roterende schijf die gegevens opslaat, terwijl SSD's flashgeheugen gebruiken om gegevens op te slaan. SSD's zijn over het algemeen sneller dan HDD's en kunnen hogere gegevensoverdrachtsnelheden bereiken dan IDE-schijven.
Hier is een tabel met een samenvatting van de maximale gegevensoverdrachtsnelheden voor verschillende IDE-standaarden:
| IDE-standaard | Maximale gegevensoverdrachtsnelheid |
|---|---|
| ATA-1 | 16,6 MB/s |
| ATA-2 | 33,3 MB/s |
| ATA-3 | 66,6 MB/s |
| SATA1.0 | 150 MB/s |
| SATA2.0 | 300 MB/s |
| SATA3.0 | 600 MB/s | |