Er was oorspronkelijk een B-schijf op oudere computers. De A-drive was doorgaans het diskettestation en de B-drive was een ander (meestal identiek) diskettestation dat zich vaak direct onder de A-drive bevond. Als de computer ruimte had voor een derde diskettestation, kreeg deze het label C-station, en eventuele extra diskettestations zouden het label D, E, enzovoort krijgen.
Naarmate de schijfopslagcapaciteit toenam, raakten diskettes echter grotendeels verouderd en werden ze uiteindelijk vervangen door harde schijven. Harde schijven werden vaak de C-schijf genoemd en alle secundaire opslagapparaten, zoals cd- of dvd-stations, werden aangeduid als D, E, enzovoort.
De reden waarom computers niet langer een B-schijf hebben, is daarom eenvoudigweg omdat diskettestations niet langer algemeen worden gebruikt. De meeste moderne computers worden geleverd met interne en externe harde schijven, optische schijven en USB-poorten voor het aansluiten van verschillende externe opslagapparaten, waardoor de behoefte aan meerdere diskettestations overbodig wordt. |