Tracks en sectoren
Een schijf is verdeeld in concentrische cirkels die sporen worden genoemd. Elke baan is verder onderverdeeld in sectoren, dit zijn wigvormige delen van de baan. De kleinste gegevenseenheid die op een schijf kan worden opgeslagen, is een sector. Een sector slaat doorgaans 512 bytes aan gegevens op.
Cilinders
Een cilinder is een groep sporen die zich op dezelfde afstand van het midden van de schijf bevinden. Alle sporen die zich op een afstand van 1 inch van het midden van de schijf bevinden, zouden bijvoorbeeld een cilinder vormen.
Clusters
Een cluster is een groep sectoren die door het besturingssysteem als één eenheid worden behandeld. Clusters zijn doorgaans 4, 8 of 16 sectoren groot. Wanneer een bestand op een schijf wordt opgeslagen, wordt het doorgaans in aaneengesloten clusters opgeslagen.
Bestandstoewijzingstabel (FAT)
De FAT is een speciaal gebied op de schijf dat bijhoudt welke clusters aan elk bestand zijn toegewezen. De FAT wordt door het besturingssysteem gebruikt om de clusters te vinden die een bepaald bestand bevatten.
NTFS
NTFS is een modern bestandssysteem dat wordt gebruikt door Windows-besturingssystemen. NTFS gebruikt een efficiëntere gegevensstructuur dan FAT, waardoor snellere toegang tot bestanden mogelijk is. NTFS ondersteunt ook functies zoals bestandsversleuteling en schijfquota.
EXT4
EXT4 is een modern bestandssysteem dat wordt gebruikt door Linux-besturingssystemen. EXT4 gebruikt een vergelijkbare gegevensstructuur als NTFS, maar is geoptimaliseerd voor gebruik met grote schijven. EXT4 ondersteunt ook functies zoals bestandsversleuteling en schijfquota. |