Volg deze stappen om twee identieke printers op hetzelfde draadloze netwerk in te stellen en elke printer afzonderlijk te identificeren:
1. Printer verbinden:Verbind elke printer met hetzelfde Wi-Fi-netwerk. Raadpleeg de gebruikershandleiding van de printer voor gedetailleerde instructies over hoe u verbinding kunt maken met een draadloos netwerk.
2. Controleer IP-adres:Zoek het IP-adres voor elke printer. Druk vanaf elke printer een configuratierapport af om deze informatie te verkrijgen.
3. Printerpoorten configureren:Ga op uw computer naar Configuratiescherm> Apparaten en printers.
4. Printer toevoegen:Klik op 'Een printer toevoegen'. Volg de wizard en selecteer 'Een netwerk-, draadloze of Bluetooth-printer toevoegen'.
5. Selecteer Printer:Identificeer en selecteer de eerste printer uit de gedetecteerde lijst. Het IP-adres moet overeenkomen met het adres dat wordt weergegeven op het configuratierapport van de printer. Klik op 'Toevoegen'.
6. Geef een unieke printernaam op:Geef desgevraagd een unieke naam op voor de eerste printer om deze te onderscheiden van de tweede printer.
7. Herhaal dit voor de tweede printer:Herhaal stap 4 tot en met 6 voor de tweede printer, waarbij u ervoor zorgt dat u het juiste IP-adres selecteert en een unieke naam opgeeft.
8. Printers identificeren:Om tijdens het afdrukken onderscheid te maken tussen de twee printers, kunt u:
* Gebruik unieke printernamen:tijdens het installatieproces van de printer kunt u aan elke printer verschillende, beschrijvende namen toewijzen, zoals 'Printer in de woonkamer' of 'Printer in kantoor'.
* Controleer de eigenschappen:Voordat u gaat afdrukken, klikt u met de rechtermuisknop op het document en selecteert u 'Afdrukken'. In het vervolgkeuzemenu "Printer" zou u de namen van beide printers moeten zien. Selecteer de gewenste printer op basis van de toegewezen naam.
Door deze stappen te volgen, kunt u twee identieke printers op hetzelfde draadloze netwerk instellen en deze van elkaar onderscheiden met behulp van unieke printernamen. |