De software die een pc-kaart herkent (ook bekend als PCMCIA-kaart) en de noodzakelijke functionaliteit biedt om deze te laten werken, zijn apparaatstuurprogramma's . Deze stuurprogramma's zijn specifiek voor het type pc-kaart dat is geplaatst (bijvoorbeeld netwerkkaart, modem, opslagkaart).
Het besturingssysteem (OS) – zoals Windows, macOS of Linux – heeft een stuurprogrammabeheersysteem dat:
1. Detecteert de kaart: Wanneer een PC Card wordt geplaatst, identificeren de hardwaredetectiemechanismen van het besturingssysteem deze. Meestal gaat het hierbij om het controleren van de identificatiegegevens van de kaart.
2. Laadt het juiste stuurprogramma: Op basis van de identificatie van de kaart zoekt het besturingssysteem naar het juiste stuurprogramma en laadt het vanuit een stuurprogrammadatabase (vaak in het besturingssysteem zelf, of op een door het besturingssysteem gespecificeerde locatie).
3. Biedt een interface: Het stuurprogramma fungeert als tussenpersoon tussen het besturingssysteem en de hardware op de PC Card. Het vertaalt de opdrachten van het besturingssysteem in signalen die de kaart begrijpt en omgekeerd. Hierdoor kunnen de softwaretoepassingen communiceren met de functionaliteit van de kaart (bijvoorbeeld gegevens verzenden via een netwerkkaart, gegevens ontvangen van een modem, toegang krijgen tot bestanden vanaf een opslagkaart).
Daarom is er niet één enkel stuurprogramma, maar eerder een *verzameling* stuurprogramma's, elk specifiek voor de functie van een bepaalde pc-kaart. Het besturingssysteem is verantwoordelijk voor het beheren en laden van de juiste versie. Hoewel pc-kaarten tegenwoordig grotendeels achterhaald zijn, blijft het principe van apparaatstuurprogramma's essentieel voor alle moderne hardwarerandapparatuur. |