| De vroege versies van Windows (Windows 1.0, 2.0 en tot op zekere hoogte zelfs 3.0) werden 'besturingssystemen' genoemd in plaats van 'besturingssystemen', omdat ze geen volwaardige besturingssystemen waren op dezelfde manier als MS-DOS, Unix of andere tijdgenoten. Ze werden nauwkeuriger omschreven als *grafische shells* of *omgevingsextensies* die *bovenop* MS-DOS draaiden. 
  
 Dit is waarom: 
  
 * MS-DOS was het onderliggende besturingssysteem: Windows heeft MS-DOS niet vervangen; het breidde zijn functionaliteit uit. MS-DOS verzorgde kernbewerkingen zoals geheugenbeheer, toegang tot het bestandssysteem en apparaatstuurprogramma's. Windows zorgde voor een grafische gebruikersinterface (GUI) en enkele extra functionaliteiten, waardoor MS-DOS gebruiksvriendelijker werd.  
  
 * Beperkte kernelfunctionaliteit: Vroege Windows-versies misten een aanzienlijk deel van de kernfuncties die doorgaans in een volledig besturingssysteem voorkomen. Ze waren sterk afhankelijk van MS-DOS voor cruciale systeemaanroepen en resourcebeheer. Een echt besturingssysteem heeft een eigen kernel die deze taken op laag niveau onafhankelijk beheert.  
  
 * Marketingstrategie: Het een ‘operationele omgeving’ noemen zou een strategische marketingkeuze kunnen zijn geweest. Het vermeed directe vergelijking met gevestigde besturingssystemen en verzachtte de perceptie dat het een volledige vervanging was voor MS-DOS, dat nog steeds veel in gebruik was. De term 'milieu' suggereerde eerder een verbetering of verbetering dan een volledige herziening.  
  
 Naarmate Windows evolueerde, vooral met Windows NT (de basis voor Windows XP en later), ging het over naar een volledig functioneel besturingssysteem met een eigen kernel, waardoor de behoefte aan MS-DOS werd vervangen. Pas toen werd de aanduiding "besturingssysteem" volkomen passend. |