| Unix-besturingssystemen ondersteunen twee hoofdtypen pipelines:
1. Anonieme pijpen (of naamloze pijpen): Deze zijn unidirectioneel, wat betekent dat gegevens slechts in één richting stromen van een ouderproces naar een kindproces (of omgekeerd). Ze worden gemaakt met behulp van de systeemaanroep `pipe()`. Ze bestaan alleen voor de duur van de processen die er gebruik van maken; ze zijn niet toegankelijk voor andere processen.
2. Named Pipes (of FIFO's): Deze zijn ook unidirectioneel, maar ze worden op het bestandssysteem aangemaakt met behulp van de `mkfifo()` systeemaanroep en krijgen een naam. Hierdoor kunnen niet-gerelateerde processen asynchroon met elkaar communiceren, zelfs als ze niet via ouderschap verwant zijn. Een proces kan een benoemde pipe openen om te lezen of te schrijven, onafhankelijk van andere processen die dezelfde benoemde pipe gebruiken. Ze blijven bestaan totdat ze expliciet worden verwijderd. |