NTFS-directorystructuur:
- Gebruikt een Master File Table (MFT) om metagegevens over bestanden en mappen op te slaan.
- De MFT is zelf een bestand en bevindt zich aan het begin van het volume.
- Elk bestand en elke map heeft een unieke vermelding in de MFT.
- De MFT-invoer voor een bestand bevat de bestandsnaam, de grootte, de datum van de laatste wijziging en andere kenmerken.
- De MFT-vermelding voor een map bevat de namen van de bestanden en mappen die zich in de map bevinden.
Unix-mapstructuur:
- Gebruikt een hiërarchisch bestandssysteem (HFS) om bestanden en mappen op te slaan.
- De hoofdmap bevindt zich bovenaan de hiërarchie en alle andere bestanden en mappen zijn daaronder georganiseerd.
- Elk bestand en elke map heeft een uniek pad dat de locatie in de hiërarchie aangeeft.
- Het pad naar een bestand of map begint met de hoofdmap en bevat vervolgens de namen van de mappen die het bestand of de map bevatten.
Belangrijkste verschillen:
- NTFS gebruikt een MFT om metagegevens over bestanden en mappen op te slaan, terwijl Unix een HFS gebruikt.
- De MFT is zelf een bestand, terwijl de hoofdmap een map is.
- NTFS gebruikt unieke identificatiegegevens (UUID's) om bestanden en mappen te identificeren, terwijl Unix nummers gebruikt die inodes worden genoemd.
- NTFS is efficiënter in het opslaan van kleine bestanden, terwijl Unix efficiënter is in het opslaan van grote bestanden. |