De vereiste niveaus van integriteit en beschikbaarheid voor een MAC I-systeem, zoals gedefinieerd door de Common Criteria, zijn:
Integriteit (beschermingsniveau:hoog):
Het systeem moet zijn gegevens op betrouwbare wijze beschermen tegen ongeoorloofde wijziging, vernietiging of openbaarmaking. Het moet mechanismen omvatten om de authenticiteit en integriteit van opgeslagen en verwerkte informatie te garanderen, inclusief bescherming tegen ongeoorloofde wijziging van gegevens, preventie van ongeoorloofde gegevensuitwisseling en preventie van ongeoorloofde toegang tot opgeslagen informatie.
Beschikbaarheid (beschermingsniveau:hoog):
Het systeem moet zo worden ontworpen en geïmplementeerd dat het indien nodig beschikbaar is voor geautoriseerde gebruikers. Het moet het risico op systeemstoringen, uitval of denial-of-service-aanvallen minimaliseren die de beschikbaarheid ervan in gevaar kunnen brengen. Het systeem moet ook voorzien in mechanismen voor tijdige detectie en herstel van storingen, zodat geautoriseerde gebruikers kritische handelingen kunnen blijven uitvoeren.
Om deze niveaus van integriteit en beschikbaarheid te bereiken, moeten MAC I-systemen robuuste beveiligingsmaatregelen omvatten, zoals encryptie, toegangscontroles, veilige authenticatiemechanismen, veilige softwareontwikkelingspraktijken en regelmatige beveiligingsaudits. Ze moeten ook beschikken over redundante componenten, fouttolerante ontwerpen en rampenherstelplannen om het risico op storingen te beperken en een hoog beschikbaarheidsniveau te behouden. |