| In Linux is een daemon een computerprogramma dat als achtergrondproces draait, in plaats van onder directe controle van een gebruiker. Het is ontworpen om een specifieke taak of een reeks taken continu uit te voeren, vaak zonder dat gebruikersinteractie nodig is. De term 'daemon' is afgeleid van het Griekse woord 'daimon', wat een geest of begeleidende godheid betekent. In de context van computers suggereert het een programma dat stil op de achtergrond werkt.
Belangrijkste kenmerken van daemonen:
* Achtergrondprocessen: Ze werken onafhankelijk van de inlogsessie van een gebruiker. Zelfs als een gebruiker uitlogt, blijft de daemon draaien.
* Systeemservices: Daemons leveren doorgaans essentiële systeemdiensten, zoals het beheren van netwerkverbindingen, het afhandelen van afdruktaken of het beheren van databases.
* Bewerkingen op laag niveau: Ze communiceren vaak rechtstreeks met de systeemhardware of kernel.
* Langlopende processen: Ze zijn bedoeld om gedurende langere tijd te worden gebruikt.
* Minimale gebruikersinterface: Ze hebben over het algemeen geen of zeer beperkte interactie met de gebruikersinterface.
* Vaak genoemd met een `d` achtervoegsel: Veel namen van daemons eindigen met een `d`, zoals `sshd` (SSH-daemon), `httpd` (HTTP-daemon) of `mysqld` (MySQL-daemon).
Daemons zijn cruciaal voor het functioneren van een Linux-systeem. Zonder hen zouden veel essentiële diensten niet beschikbaar zijn. Ze worden beheerd met behulp van systeeminitialisatiesystemen zoals systemd (de meest voorkomende in moderne Linux-distributies), SysVinit of Upstart (oudere systemen). Deze systemen starten, stoppen en beheren de daemons. |