| Linux-distributies (vaak afgekort tot "distro's") verschillen aanzienlijk op verschillende belangrijke aspecten: 
  
 1. Pakketbeheerder: Het systeem dat wordt gebruikt om software te installeren, bij te werken en te verwijderen. Populaire keuzes zijn onder meer: 
  
 * APT (geavanceerde pakkettool): Gebruikt door Debian, Ubuntu en hun derivaten. Bekend om zijn robuuste repositorysysteem en gebruiksgemak.  
 * RPM (Red Hat Pakketbeheerder): Gebruikt door Red Hat Enterprise Linux (RHEL), CentOS, Fedora en anderen. Vaak beschouwd als krachtiger, maar met een steilere leercurve.  
 * Pacman (pakketbeheerder): Gebruikt door Arch Linux en zijn derivaten. Bekend om zijn snelheid en eenvoud, maar vereist meer handmatige configuratie.  
 * dnf (Dandified Yum): De opvolger van Yum, gebruikt in Fedora, CentOS Stream en RHEL. Vergelijkbaar met RPM maar met verbeteringen in snelheid en functionaliteit.  
 * Flatpak/Snap: Dit zijn pakketbeheerders voor meerdere distributies waarmee u applicaties kunt uitvoeren ongeacht de onderliggende distributie, vaak in geïsoleerde containers.  
  
 2. Desktopomgeving (DE): De grafische gebruikersinterface (GUI). Populaire opties zijn onder meer: 
  
 * GNOME: Een moderne, intuïtieve en veelzijdige DE. Vaak de standaard in Ubuntu, Fedora en vele anderen.  
 * KDE-plasma: Een zeer aanpasbare en krachtige DE die bekend staat om zijn uitgebreide configuratieopties.  
 * XFCE: Een lichtgewicht en snelle DE, ideaal voor oudere of minder krachtige hardware.  
 * MATE: Een afsplitsing van GNOME 2, die een meer traditionele desktopervaring biedt.  
 * Kaneel: Nog een vork die streeft naar een traditionele en gebruiksvriendelijke ervaring.  
 * LXDE/LXQt: Extreem lichtgewicht DE's voor minimale systemen.  
  
 3. Doelgroep en gebruiksscenario: Distro's spelen in op verschillende behoeften: 
  
 * Serverdistributies: Gericht op stabiliteit en betrouwbaarheid voor servers (bijvoorbeeld RHEL, CentOS, Debian).  
 * Desktopdistributies: Geoptimaliseerd voor desktopgebruik en biedt een verscheidenheid aan DE's en applicaties (bijv. Ubuntu, Fedora, Linux Mint).  
 * Distro's van ingebedde systemen: Ontworpen voor specifieke hardwarebeperkingen en gebruiksscenario's (bijvoorbeeld Yocto Project).  
 * Gamingdistributies: Geoptimaliseerd voor gamingprestaties (bijvoorbeeld SteamOS).  
 * Lichtgewicht distributies: Ideaal voor oudere hardware of netbooks vanwege hun kleine formaat en laag bronnenverbruik (bijv. Lubuntu, Xubuntu, Puppy Linux).  
 * Distro's met rollende releases: Voortdurend bijgewerkt met de nieuwste software (bijv. Arch Linux, Manjaro). Deze bieden de allernieuwste functies, maar kunnen minder stabiel zijn dan distributies met point-release.  
 * Long Term Support (LTS)-distributies: Ontvang beveiligingsupdates en bugfixes voor een langere periode (bijvoorbeeld Ubuntu LTS, Debian LTS).  
  
 4. Inclusief software: Distributies installeren vaak verschillende sets applicaties vooraf. Sommige richten zich op minimale installaties, terwijl andere worden geleverd met een breed scala aan vooraf geïnstalleerde software.  
  
 5. Kernelversie: Hoewel alle Linux-distributies de Linux-kernel gebruiken, kunnen ze verschillende versies gebruiken, wat van invloed is op de functies en stabiliteit. Distro's lopen vaak achter op de absoluut nieuwste kernelversie om stabiliteit te garanderen.  
  
 6. Standaardconfiguratie en instellingen: Elke distributie heeft zijn eigen standaardinstellingen voor verschillende aspecten van het systeem, die van invloed zijn op zaken als energiebeheer, gebruikersinterface en netwerkconfiguratie.  
  
 7. Gemeenschap en ondersteuning: Sommige distributies hebben grote en actieve communities die uitgebreide ondersteuning bieden, terwijl andere kleinere, minder actieve communities hebben.  
  
  
 Samenvattend zijn de verschillen tussen Linux-distributies veelzijdig. De beste distributie voor jou hangt af van je specifieke behoeften, technische vaardigheden en voorkeuren. Er is niet één ‘beste’ Linux-distro – het draait allemaal om het vinden van de juiste match. |