Windows en Linux gebruiken verschillende bestandsnaamconventies. Enkele belangrijke verschillen zijn:
- Hoofdgevoeligheid: Windows is niet hoofdlettergevoelig, wat betekent dat `mijnbestand.txt` en `Mijnbestand.txt` als hetzelfde bestand worden beschouwd. Linux is daarentegen hoofdlettergevoelig, dus 'mijnbestand.txt' en 'Mijnbestand.txt' zouden als verschillende bestanden worden behandeld.
- Karakters: Windows staat het gebruik van een breder scala aan tekens toe in bestandsnamen, inclusief spaties en speciale tekens zoals `#` en `%`. Linux heeft daarentegen strengere beperkingen op bestandsnamen en staat alleen bepaalde tekens toe, zoals letters, cijfers, onderstrepingstekens en koppeltekens.
- Extensie: In Windows is de bestandsextensie (het deel van de bestandsnaam na de punt) belangrijk en wordt deze gebruikt om te bepalen om welk type bestand het gaat. Een bestand met de extensie `.txt` is bijvoorbeeld een tekstbestand, terwijl een bestand met de extensie `.exe` een uitvoerbaar bestand is. In Linux is de bestandsextensie niet zo belangrijk en wordt deze vaak helemaal niet gebruikt.
- Lengte: Windows heeft een maximale bestandsnaamlengte van 255 tekens, terwijl Linux een maximale bestandsnaamlengte heeft van 255 bytes (wat overeenkomt met ongeveer 255 tekens).
Dit zijn slechts enkele van de belangrijkste verschillen tussen Windows- en Linux-bestandsnaamgevingsconventies. Als gevolg van deze verschillen is het belangrijk dat u zich bewust bent van de specifieke bestandsnaamconventies van het besturingssysteem dat u gebruikt bij het maken, opslaan en openen van bestanden. |