Het Linux-systeembestand dat kan worden gebruikt om het standaard bash-shellgedrag voor elke gebruiker op een systeem te configureren is "/etc/bashrc".
Dit bestand wordt voor elke gebruiker automatisch door de bash-shell opgehaald wanneer deze zich bij het systeem aanmeldt. Het wordt gebruikt om standaardwaarden in te stellen voor bepaalde shell-variabelen en om aliassen en functies te definiëren die door elke gebruiker kunnen worden gebruikt.
Enkele van de instellingen die kunnen worden geconfigureerd in "/etc/bashrc" omvatten de shell-prompt, de standaardeditor, het zoekpad en het standaard umask.
Om bijvoorbeeld de standaard shell-prompt te wijzigen, voegt u een regel als de volgende toe aan "/etc/bashrc":
```
PS1="[\u@\h \W]\$ "
```
Deze regel zou de standaardprompt wijzigen om de huidige gebruikersnaam, hostnaam en werkmap weer te geven.
Om de standaardeditor te wijzigen, voegt u op dezelfde manier een regel als de volgende toe aan "/etc/bashrc":
```
exportEDITOR=nano
```
Deze regel zou de standaardeditor wijzigen in nano.
Dit zijn slechts enkele voorbeelden van de vele instellingen die kunnen worden geconfigureerd in "/etc/bashrc". Door dit bestand te wijzigen, kunt u het standaard bash-shell-gedrag voor alle gebruikers op uw systeem aanpassen. |