* De grondbeginselen leren: Eerstejaars IT-cursussen behandelen een breed scala aan onderwerpen, van de basisprincipes van programmeren tot besturingssystemen en netwerken. Dit alles vereist praktische oefening met behulp van een computer.

* Programmeren en coderen: De meeste IT-programma's omvatten aanzienlijke programmeercomponenten. Studenten hebben een computer nodig om code te schrijven, compileren, testen en debuggen. De verwerkingskracht en het geheugen van de computer hebben een directe invloed op hun vermogen om opdrachten uit te voeren.

* Softwaretoepassingen: Studenten zullen verschillende softwaretoepassingen gebruiken voor taken zoals tekstverwerking, het maken van spreadsheets, presentaties en databasebeheer. Vaardigheid in deze tools is van cruciaal belang.

* Onderzoek en opdrachten: Het onderzoeken van onderwerpen, het schrijven van rapporten, het maken van presentaties en het indienen van opdrachten zijn allemaal sterk afhankelijk van computergebruik.

* Online leerplatforms: Veel universiteiten maken gebruik van online leerplatforms, waarbij studenten via een computer toegang moeten hebben tot cursusmateriaal, opdrachten moeten indienen en met docenten moeten communiceren.

* Samenwerking en communicatie: Studenten zullen samenwerken met collega's aan projecten, waarbij ze computers gebruiken voor communicatiemiddelen zoals e-mail, instant messaging en gezamenlijke documentbewerking.

Kortom, een computer is niet alleen een hulpmiddel; het is het belangrijkste leerinstrument in een eerstejaars IT-opleiding. Zonder betrouwbare toegang tot een computer en voldoende digitale geletterdheid zal een eerstejaars IT-student aanzienlijk moeite hebben om te slagen.