1. Initialiseert hardwareregisters.
Dit zorgt ervoor dat alle hardwarecomponenten correct zijn geconfigureerd en klaar zijn voor gebruik.
2. Laadt systeemsoftware in het geheugen.
Dit omvat het besturingssysteem, apparaatstuurprogramma's en andere essentiële software die nodig is om het systeem op te starten.
3. Controleert de systeemintegriteit.
Dit omvat het controleren op hardwarefouten en het uitvoeren van een geheugentest om ervoor te zorgen dat al het geheugen goed werkt.
4. Geeft systeeminformatie weer.
Dit omvat het systeemmodel, het serienummer, de BIOS-versie en andere relevante informatie.
5. Wacht op gebruikersinvoer.
De POST geeft doorgaans een bericht op het scherm weer waarin de gebruiker wordt gevraagd op een toets te drukken om door te gaan. Hierdoor kan de gebruiker het POST-proces indien nodig onderbreken, bijvoorbeeld om het BIOS-setupprogramma te openen of om op te starten vanaf een extern apparaat.
6. Voltooit het opstartproces.
Als er tijdens de POST geen fouten worden gedetecteerd, blijft het systeem het besturingssysteem opstarten. |