Inleidende fase:
* Mainframes: De inleidende fase werd gekenmerkt door de dominantie van mainframecomputers. Mainframes waren grote, dure computers die doorgaans eigendom waren van en beheerd werden door grote organisaties, zoals universiteiten en bedrijven.
* Beperkte toegankelijkheid: Mainframes waren niet toegankelijk voor het grote publiek. Ze werden voornamelijk gebruikt door wetenschappers, ingenieurs en andere professionals die behoefte hadden aan de rekenkracht die mainframes boden.
* Batchverwerking: Mainframes gebruikten batchverwerking, wat betekende dat programma's in batches werden uitgevoerd, in plaats van één voor één te worden verwerkt. Dit maakte mainframes inefficiënt voor interactieve taken, zoals tekstverwerking en spreadsheets.
Permeatiefase:
* Persoonlijke computers: De permeatiefase werd gekenmerkt door de introductie van personal computers (PC's). PC's waren kleiner, goedkoper en gemakkelijker te gebruiken dan mainframes. Hierdoor werden ze toegankelijk voor een breder scala aan gebruikers, waaronder thuisgebruikers en kleine bedrijven.
* Verbeterde functionaliteit: PC's boden meer functionaliteit in vergelijking met mainframes. Ze konden een verscheidenheid aan softwaretoepassingen uitvoeren, waaronder tekstverwerkers, spreadsheets, databases en games.
* Netwerken en internettoegang: Pc's konden met elkaar in een netwerk worden opgenomen, waardoor gebruikers bestanden en printers konden delen. PC's kregen ook toegang tot internet, wat een wereld van nieuwe mogelijkheden opende voor communicatie, het delen van informatie en entertainment. |