Het verbinden van twee computers in Windows 10 kan via een bekabelde of draadloze verbinding. Hier volgen de algemene stappen voor beide methoden:
Methode 1:Bekabelde verbinding (Ethernet)
1. Verzamel de benodigde kabels: U hebt een Ethernet-kabel nodig die lang genoeg is om de twee computers met elkaar te verbinden.
2. IP-adressen configureren: Zorg ervoor dat beide computers een statisch IP-adres binnen hetzelfde subnet hebben. U kunt bijvoorbeeld hun IP-adressen instellen op respectievelijk 192.168.1.10 en 192.168.1.11, met subnetmasker 255.255.255.0 en standaardgateway 192.168.1.1. Om deze instellingen te configureren, gaat u naar "Configuratiescherm"> "Netwerk en internet"> "Netwerkverbindingen", klikt u met de rechtermuisknop op uw actieve netwerkadapter en selecteert u "Eigenschappen"> "Internet Protocol versie 4 (TCP/IPv4)"> " Eigenschappen."
3. Verbind de computers: Verbind de twee computers fysiek met behulp van de Ethernet-kabel. Sluit het ene uiteinde aan op de Ethernet-poort van de ene computer en het andere uiteinde op de Ethernet-poort van de tweede computer.
4. Netwerkverbinding verifiëren: Zodra de computers zijn aangesloten, klikt u met de rechtermuisknop op het netwerkpictogram in het systeemvak. Controleer of uw bekabelde verbinding 'Verbonden' is.
5. Bronnen delen (optioneel): Als u bestanden en mappen tussen de twee computers wilt delen, klikt u met de rechtermuisknop op een map, selecteert u 'Eigenschappen'> het tabblad 'Delen', klikt u op 'Geavanceerd delen', schakelt u 'Deze map delen' in en wijst u indien nodig machtigingen toe.
Methode 2:Draadloze verbinding (Wi-Fi)
1. Wi-Fi inschakelen: Zorg ervoor dat Wi-Fi op beide computers is ingeschakeld. Schakel draadloze netwerken in via de Wi-Fi-instellingen in het systeemvak van de taakbalk.
2. Verbind met hetzelfde netwerk: Zorg ervoor dat beide computers verbinding maken met hetzelfde Wi-Fi-netwerk. Ze moeten verbonden zijn met dezelfde SSID of netwerknaam.
3. IP-adressen configureren (optioneel): Als het verbonden Wi-Fi-netwerk gebruikmaakt van dynamische IP-toewijzing (DHCP), kunt u deze stap overslaan. Wijs anders unieke statische IP-adressen toe binnen hetzelfde subnet op beide computers, vergelijkbaar met de stappen die hierboven zijn beschreven voor de bekabelde verbinding.
4. Bronnen delen (optioneel): Om bestanden en mappen via het draadloze netwerk te delen, volgt u dezelfde stappen als beschreven bij de bekabelde verbindingsmethode, rekening houdend met eventuele firewallbeperkingen op beide computers.
Nadat u deze stappen heeft voltooid, moeten uw twee computers met succes op een netwerk zijn aangesloten, waardoor het delen van bestanden, externe bureaubladverbindingen en andere netwerkgerelateerde taken mogelijk is. Vergeet niet om de specifieke IP-adresbereiken en instellingen aan te passen op basis van uw netwerkvereisten. |