Milieu variabelen in Python worden meestal gebruikt om aan te geven het bestand paden Python zal gebruiken om te zoeken naar modules en de locaties van de standaard systeemmappen . De " putenv " commando in de " os " module kunt u alleen omgevingsvariabelen voor Python processen gemaakt met de " subproces " module te installeren . Zelfs toekennen van waarden aan de variabele " os.environ " direct niet blijvend invloed op uw Python installatie . Gebruik de " Sytem " configuratiescherm in Windows om Python omgevingsvariabelen die blijven stellen . Instructies 1 Klik op het menu Start en klik met de rechtermuisknop "Computer " . Kies "Eigenschappen " uit het drop - down menu dat verschijnt . Kopen van 2 Klik op " Geavanceerde systeeminstellingen " op de linkerkant van het bedieningspaneel dat wordt weergegeven . Klik op " Omgevingsvariabelen " in het volgende venster dat verschijnt . 3 Klik op " Nieuw " in een van beide de " Gebruikersvariabelen " of "Systeem Variabelen " . Als u ervoor kiest de voormalige , zal de omgevingsvariabelen die u opgeeft alleen van toepassing als u bent ingelogd Anders wordt de verandering van de naam van de omgevingsvariabele zijn hele systeem . Type 4 in de " Naam van variabele " veld , en de waarde in het " veld Variabele waarde " . Gebruik bijvoorbeeld de " PYTHONPATH " variabele om het bestand pad ( s ) waar de modules worden opgeslagen naast de ' Lib ' map in je installatie map opgeven . Raadpleeg de Python documentatie bij docs.python.org voor een lijst van omgevingsvariabelen die u kunt gebruiken . Klik op " OK " om de nieuwe variabele te plegen . 5 Selecteer een variabele in beide lijst en klik op " Edit" om het te veranderen . Meerdere bestandspaden kunnen worden gescheiden met puntkomma's , zodat u kunt een pad toe te voegen aan een variabele in plaats van zijn waarde geheel vervangen . 6 Start de Python command - line interpreter , en typ het volgende commando om te controleren dat de omgevingsvariabele is ingesteld : import os os.environ [ ' PYTHONPATH ' ]
|